Begin januari dit jaar had ik een aantal bedenkingen meegegeven over hoe de veroordeling van België door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Horion in het publieke en politieke debat opdook (zie De Standaard 3 januari 2024; ook vrij te lezen op mijn webstek of Jubel.be). Het Hof in Straatsburg had in mei 2023 geoordeeld dat ons land art. 3 EVRM had geschonden. Dat was een hard oordeel. Het Hof van Beroep in Antwerpen schaarde zich achter dat arrest en maande de overheid aan tot actie. Ik citeer hier uit mijn stuk van 3 januari 2024:
“In een arrest van 13 november 2023 beveelt het hof van beroep van Antwerpen de Belgische staat om Freddy Horion op te nemen in een instelling buiten de gevangenis. Het hof schaart zich daarmee achter een recent arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens: de rechters in Straatsburg hadden geoordeeld dat het strafuitvoeringstraject van Horion, die ruim 44 jaar in detentie zit wegens een vijfvoudige moord en sinds 1993 in de tijdvoorwaarden is voor een voorwaardelijke invrijheidstelling, zich in een impasse bevond. De opname in een forensisch psychiatrische eenheid, die in januari 2018 door een driekoppig college van deskundigen werd voorgesteld en die door de strafuitvoeringsrechtbank als een noodzakelijke stap in zijn traject naar buiten werd beschouwd, bleek praktisch niet realiseerbaar: geen enkele instelling wilde hem opnemen, omdat hij niet het statuut van geïnterneerde had”.
Het was uitkijken naar de volgende ontwikkelingen in dit belangwekkende dossier. De meest publieke uiting daarvan kwam op 19 februari 2024, toen België zijn actieplan verstuurde aan de Raad van Europa. In dat actieplan valt lezen (zie hier voor het actieplan) dat België alsnog heeft gepoogd om Horion – na al die jaren – te interneren:
“Le requérant a été examiné par le psychiatre de la prison de Hasselt mais aucun trouble mental de nature durable n’a pu être établi. La loi sur l’internement (art.77/1) parle en effet de “troubles mentaux durables qui détruisent ou altèrent gravement son jugement ou le contrôle de ses actes, et à l’égard desquels il existe un danger qu’en raison de ses troubles mentaux, il commette à nouveau des crimes tels que visés à l’article 9, § 1, 1°”
Kortom: internering was niet mogelijk. Dat wordt erkend in het actieplan. Om die reden, zo vervolgt ons land in het actieplan, wordt er ‘actief’ en op ‘korte termijn’ gezocht naar een ‘andere oplossing’ om Horion alsnog te kunnen overbrengen naar een instelling buiten de gevangenis, conform het arrest van het EHRM. In het actieplan wordt dit als volgt geformuleerd:
“A court terme, une autre solution est par conséquent activement recherchée pour l’intéressé et on examinera dans quelle institution extérieure à la prison il pourrait être transféré”
Dit plan dateert van 19 februari 2024 en getuigt – als we de interneringspiste even buiten beschouwing laten – van een constructieve kijk op de zaak: hoe kunnen we een oplossing zoeken voor de jarenlange impasse die door verschillende rechtbanken – het mensenrechtenhof in Straatsburg incluis – werd vastgesteld én veroordeeld?
Om die reden is het toch wel opmerkelijk dat nu – alsnog – cassatieberoep wordt ingesteld (zie VRTNWS 28 maart 2024): dit lijkt lijnrecht in te gaan tegen de teneur van het actieplan. Wat blijft er dan nog over van die ‘actieve’ zoektocht – op ‘korte termijn’ – naar een instelling buiten de gevangenis? Belandt het ganse dossier daarmee – opnieuw – een tijd in de koelkast? En wordt de titel van mijn stuk ‘Op water en brood tot de dood?’ van 3 januari daarmee nog meer relevant? Kortom: is dat vraagteken überhaupt nog nodig?
