Vijftig jaar geleden, in 1971, publiceerde de RAND Corporation de bevindingen van een grootschalig onderzoek naar private veiligheidszorg in de Verenigde Staten (zie hier). Het is één van de eerste studies gewijd aan de indrukwekkende opmars van de private veiligheidssector in de tweede helft van de twintigste eeuw. In het kader van die studie introduceerden James Kakalik en Sorrel Wildhorn de zogenaamde junior partner-theorie: private veiligheidszorg is daarbij ondergeschikt en ondersteunend ten aanzien van publieke veiligheidszorg. De boodschap was helder: de overheid heeft te allen tijde de touwtjes in handen. Private partners zijn veeleer junior partners, d.w.z. hulpjes of knechten die complementair werk leveren en ondersteunende taken op zich nemen om de overbelaste publieke veiligheidszorg te ontlasten.

Die theorie kwam echter al vlug onder vuur te liggen. Vooral Clifford Shearing en Philip Stenning (zie hier) hadden een aantal fundamentele bedenkingen: de private veiligheidssector houdt zich óók bezig met ernstige vormen van vermogenscriminaliteit zónder dat politiediensten ervan op de hoogte zijn; ze opereren vaak autonoom zonder enige aansturing; en ze beschikken vaak over meer middelen en betere uitrusting dan de reguliere politiediensten.

De berichtgeving over de privaat-commerciële inbreng in de trajectcontroles (zie VRTNWS 9 december 2021 en DS 8 november en 11 december 2021) illustreert wonderwel waarom de junior partner-theorie in de praktijk vaak onhoudbaar blijkt: gemeentebesturen lijken wel zeer gewillig om zich te schikken naar de wensen van de privé-partner. Per inbreuk gaat er 24 euro naar het bedrijf dat het materiaal installeert en de controles organiseert. Op zich is dat niet zo verwonderlijk: de geboden dienstverlening heeft een prijs. Maar uit onderzoek van De Standaard blijkt dat gemeentes garanderen dat ze betalen voor minstens 95% van de vastgestelde inbreuken – dus ook in gevallen dat er geen GAS-boete volgt of er problemen zijn met verwerking, ontvangst of inning.

Maar vooral opvallend is de drastische inperking van de handelingsruimte van publieke overheden: belemmeringen van de verkeersdoorstroming (zoals verkeersdrempels) moeten zoveel mogelijk vermeden worden en onderhoudswerken aan de weginfrastructuur moeten beperkt blijven in de tijd. In een gesprek met VRTNWS legde Jo Brouns, burgemeester van Kinrooi, de vinger als volgt op de wonde: “Je wordt … als lokaal bestuur ‘ontzorgd’ maar de beperking die zij jou binnen het contract opleggen, is dan dat je binnen die trajectcontrole geen andere snelheidsremmende maatregelen mag nemen … Wij hebben bijvoorbeeld een traject van enkele honderden meters waar we verkeerskussens hebben geïnstalleerd, en die zou je dus eerst moeten opbreken alvorens de trajectcontrole kan geïnstalleerd worden”.

Hier gebeurt iets vreemds. Financiële sancties zijn doorgaans gericht op ontrading van ongepast (rij)gedrag, maar ze zijn verre van zaligmakend: om die reden zijn ingrepen in de ruimtelijke omgeving vaak meer doeltreffend om de veiligheid te verhogen. Dat gebeurt overigens ook in de strijd tegen criminaliteit: maatregelen op vlak van situationele criminaliteitspreventie (bv. stuursloten of struikelmatten om auto- of koperdiefstal te ontraden) blijken vaak meer zinvol dan (lange) straffen (zie hierover bv. ook “Misdaad en straf, een Siamese tweeling?“). Ruimtelijke ingrepen werken daarenboven egaliserend: bestuurders van een Porsche of een 2-PK’tje worden op dezelfde wijze tot matiging van snelheid aangemaand. Kapitaalkrachtige bestuurders kunnen boetes nu eenmaal gemakkelijker ophoesten.

Wanneer snelheidsdrempels of verkeerskussens moeten wijken om het for profit-model van de geprivatiseerde trajectcontroles rendabel te maken, dan wordt de klok teruggedraaid: om de cash flow op peil te houden, wordt de baan vrijgemaakt voor de snelheidsduivels. De economische baten zijn helder, de maatschappelijke kosten ook. Hier is een democratisch debat essentieel: de Britse criminologen Ian Loader en Adam White hebben het in dat verband over civilizing private security (zie hier). Maar in het licht van het debat rond de junior partner-theorie springt de bereidwilligheid van lokale overheden om hun greep op veiligheidsvraagstukken te lossen, toch wel sterk in het oog: ja, it-takes-two-to-tango, maar de commerciële partner leidt hier de dans.

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Twitter picture

You are commenting using your Twitter account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s