Dag op dag twintig jaar geleden – op 19 november 2002 – woonde ik in Londen een lezing bij van Nils Christie. De lezing werd georganiseerd door de Prison Reform Trust. Bij aanvang projecteerde Christie een reeks cijfers op één van de muren in het auditorium. Die cijfers zagen er zo uit:

709

400-630

300-400

150-300

138

131

102

70-90

50-70

35

‘Wat zien jullie?’ vroeg Christie aan de aanwezigen in de zaal. ‘Wat betekenen deze cijfers?’

Wie zijn boek Crime Control as Industry had gelezen, wist hoe de vork in de steel zat. Kort voor de lezing, in 2000, was de derde, herziene editie verschenen. Maar de meeste aanwezigen bleken niet vertrouwd te zijn met het werk van Christie. Voor de oningewijde toehoorder had het lijstje daarom een bevreemdend effect.

Gelukkig ontrafelde Christie zijn raadseltje al gauw: het ging om zogenaamde ‘detentie-ratio’s’: het aantal gedetineerden per 100.000 inwoners, gerangschikt van hoog naar laag. Bovenaan zijn lijst prijkte de Verenigde Staten met (toen) 709 gevangenen per 100.000 inwoners. Onderaan bungelde IJsland, met 35 gedetineerden. Hoe komt het dat de ene samenleving zoveel méér mensen opsluit dan de andere? Hoe kunnen we dat verklaren?

Ik toon de cijferreeks van Christie al verschillende jaren in het openingscollege van mijn cursus penologie (ik bespreek de cijfers ook meer uitvoerig in Misdaad & straf in onrustige tijden, in de inleiding tot het eerste deel van het boek). Ik voeg er dan ook nog enkele uitweidingen over de geschiedenis van de straf aan toe. Zo was de doodstraf lange tijd alomtegenwoordig en werd deze op de meest uiteenlopende manieren uitgevoerd, van de brandstapel tot de executietafel. Vandaag de dag is Europa een doodstrafvrije zone en is de doodstraf wereldwijd nog maar in een handvol landen gangbaar. Ooit werden veroordeelden op een verhoogje geplaatst en met een halsband vastgemaakt aan een paal (de carcan). Deze zogenaamde ‘kaakstraf ’ of tepronkstelling werd in ons land voor de laatste keer toegepast op 10 oktober 1851, op de Grote Markt in Brussel.  Of wat te denken van het feit dat in de zestiende eeuw, wanneer de eerste tuchthuizen ontstaan (zie bv. mijn eerdere post over het Amsterdamse rasphuis), er ook varkens plechtstatig ter dood werden veroordeeld?

Straffen ontstaan en straffen verdwijnen. Vanuit een langetermijnperspectief bekeken lijkt het ook te verwachten dat ook gevangenissen ooit zullen verdwijnen.   Dat zal niet voor meteen zijn, maar toch: wie had er bijvoorbeeld kunnen voorspellen dat de enkelband vandaag de dag zo prominent aanwezig zou zijn in ons straflandschap?

Wat dan met het geplande strafwetboek?  Voor de inhoud moeten we nog even wachten (zie hierover ‘Spoiler alert: er is (nog) geen strafwetboek’), maar het is alvast wel duidelijk dat de gevangenisstraf behouden zal blijven.  Maar zouden we op zo’n belangrijk moment in onze strafgeschiedenis, wanneer het boek uit 1867 op de schop gaat, die gevangenisstraf niet kunnen afschaffen? Ik heb het dan niet over het sluiten van gevangenissen of het einde van de vrijheidsberovende straf, zoals abolitionisten dat ooit hebben bepleit.  Daar is het wellicht nog te vroeg voor: strafontwikkelingen gebeuren doorgaans niet radicaal of bruusk, veeleer traag en geleidelijk. Waar het wel over gaat, is het woord ‘gevangenisstraf’: de taal die we hanteren.

Eén van de objectieven van het nieuwe strafwetboek is komaf maken met het oubollige taalgebruik: “Het taalgebruik in de oorspronkelijke stukken is archaïsch en de toevoegingen in verschillende tijdsgewrichten zorgen voor een fragmentair geheel dat nog nauwelijks te begrijpen is. Dat iedereen geacht wordt om de wet te kennen, is een utopie geworden” (persbericht TeamJustitie 6 november 2022). Waarom zouden we dan ook niet ons taalgebruik over de straffen zelf durven herbekijken? Waarom ‘gevangenisstraffen’ niet afschaffen en vervangen door ‘vrijheidsstraffen’?

Wat zijn de voordelen? Eén. De ‘gevangenisstraf’ hernoemen naar ‘vrijheidsstraf’ (zoals we dat overigens al doen in de basiswet gevangeniswezen) laat toe om los te komen van die onvermijdelijke koppeling met één specifiek type van instelling: een ‘gevangenis’. Is het niet wat vreemd om dat woord te behouden en het een centrale plaats in het nieuwe strafwetboek te geven net op een moment dat we in toenemende mate spreken van ‘detentiehuizen’, ‘transitiehuizen’, ‘thuisdetentie’, ‘elektronisch toezicht’, en wie weet er wat mogelijks nog op ons af komt in de toekomst?  De Minister van Justitie vertelde begin dit jaar aan een Nederlandse krant dat hij ervan droomt dat 80% van onze gedetineerden tegen 2050 in detentiehuizen zullen worden ondergebracht.  Sluit de term ‘gevangenisstraf’ nog wel aan bij die ambities?

Twee. Het laat toe om krachtig te communiceren wat de kern uitmaakt van een dergelijke ‘vrijheidsstraf’: het gaat om het ontnemen of beperken van de vrijheid van komen en gaan. Dat is overigens ook de evolutie die de vrijheidsberovende straf de afgelopen tweehonderd jaar heeft doorgemaakt, zoals Eric Maes heeft aangetoond, in zijn monumentale studie (met de betekenisvolle titel) Van gevangenisstraf naar vrijheidsstraf.

Drie. De noemer ‘vrijheidsstraf’ sluit veel beter aan bij de strafuitvoeringsrealiteit.  ‘Gevangenisstraf’ verwijst naar ‘vangen’, ‘gevang’, naar ‘vasthouden’. Kortom: het werpt het beeld op van een passieve invulling van de straf die vooral gericht is op het ‘binnen’ houden van gestraften. In de realiteit verloopt dit echter geheel anders: de strafuitvoeringsmodaliteiten (zoals elektronisch toezicht, beperkte detentie of voorwaardelijke invrijheidsstelling) veronderstellen een actieve betrokkenheid van de veroordeelden.  Daarenboven zullen ook in de toekomst heel wat korte ‘gevangenisstraffen’ nooit in een ‘gevangenis’ worden uitgeboet, maar wel via een elektronisch toezicht. In die gevallen is er eigenlijk geen sprake van een ‘gevangenisstraf’, maar wel van een ‘vrijheidsstraf’: de vrijheid van komen en gaan wordt immers beperkt door de elektronische enkelband.

Vier. En dat brengt ons bij het laatste argument.  De term ‘vrijheidsstraf’ communiceert meer correct en transparant wat er gebeurt in de fase van de strafuitvoering en laat mogelijks ook toe om een groter draagvlak te creëren voor creativiteit in de strafuitvoering.  Voor buitenstaanders is het wellicht niet altijd eenvoudig om te begrijpen dat een effectieve ‘gevangenisstraf’ niet leidt tot een verblijf in een ‘gevangenis’, maar wel tot een elektronisch toezicht.  Bij een ‘vrijheidsstraf’ is dat probleem van de baan: vrijheidsstraffen kunnen op uiteenlopende manieren worden uitgeboet.  De beroving of beperking van de vrijheid vormt immers de kern van de straf, maar de wijze waarop dit gebeurt kan (bv. om redenen van schadebeperking, incapacitatie,  re-integratie, …) op verschillende manieren gebeuren.  Het laat ook toe om te anticiperen op toekomstige evoluties, zowel op vlak van kleinschalige, innoverende vormen van detentie als op vlak van technologie.

(Deze blog post bouwt verder op een aantal observaties in het deel over de ‘Straf’ in Misdaad & straf in onrustige tijden. Voor meer info: zie mijn eerdere blog post ‘Misdaad & straf in onrustige tijden: waarom dit boek?’)

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Twitter picture

You are commenting using your Twitter account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s